
In een wereld die opnieuw vorm krijgt door hogere rentetarieven, verschuivende geopolitieke verhoudingen en de terugkeer van reële kapitaalkosten, onderscheidt de Europese private-equitymarkt zich stilletjes, en dat om alle juiste redenen. Terwijl de krantenkoppen zich vooral richten op de omvang van Amerikaanse megafondsen of het momentum van opkomende Aziatische markten, is Europa uitgegroeid tot de markt waar discipline, realistische waarderingen en structurele veerkracht samenkomen. Het is steeds vaker hier dat beleggers echte, voor risico gecorrigeerde kansen ontdekken.
In het afgelopen decennium hebben Europese secundaire fondsen consequent nettorendementen tussen 12% en 17% behaald, waarmee ze vaak beter presteerden dan hun Amerikaanse tegenhangers, zoals hieronder te zien is. Maar wat nog belangrijker is dan de cijfers, is hoe die rendementen zijn gegenereerd — gedreven door grondbeginselen zoals omzetgroei en marge-uitbreiding.

In de huidige omgeving, waarin liquiditeit niet langer overvloedig aanwezig is en de rentevoeten weer stevig in positief gebied liggen, heeft de Europese private equitymarkt aangetoond dat alfa op basis van grondbeginselen veel langer standhoudt dan alfa op basis van hefboomwerking.
De diversiteit van economieën, regelgeving en culturen in de regio zet beleggers ertoe aan zich te specialiseren en hun markten echt te begrijpen. Europa is eerder een mozaïek van kansen voor het middensegment dan een strijdtoneel voor megadeals. Wat vroeger als fragmentatie werd gezien, lijkt nu een verborgen voordeel te zijn: het bevordert echt lokaal inzicht en creëert mogelijke synergieën door consolidatie. En nu de kapitaalkosten hoger worden, gaan veel Europese particuliere bedrijven deze cyclus in met aanzienlijk gezondere balansen3.
Op macroniveau weerspiegelt de veerkracht van Europa naar onze mening ook zijn industriële en beleidsmatige fundamenten. Terwijl de VS wordt aangedreven door veerkrachtige consumentenbestedingen en een zeer dynamische technologie-sector, zal de toekomstige groei van Europa naar verwachting vooral plaatsvinden in de productieve kern van de economie, waaronder de productiesector, de gezondheidszorg, de infrastructuur en de energietransitie. Deze sectoren staan weer wereldwijd in de belangstelling nu regeringen streven naar strategische autonomie, decarbonisatie en herindustrialisatie, zoals onlangs geïllustreerd door het nieuwe begrotingsplan van Duitsland.
Private equity staat centraal in deze verschuiving — en beleidsmakers worden zich daar steeds meer van bewust. Nu de openbare markt nog steeds volatiel is en banken terughoudend zijn met het verstrekken van leningen, wordt particulier kapitaal één van de belangrijkste motoren van het economische herstel in Europa.
Ondertussen heeft het ecosysteem van de Europese particuliere markt een nieuw niveau van verfijning bereikt. De secundaire markt bloeit en is goed voor circa 42% van het secundaire kapitaal dat gemiddeld is opgehaald in de afgelopen vijf jaar (2020-2025)4, ondersteund door lagere instapwaarderingen, stabiele kaders voor corporate governance en een groeiende pijplijn van hoogwaardige activa. Er is nog steeds voldoende droog poeder beschikbaar, maar in verhouding tot het bbp wordt er ondermaats belegd in Europa, aangezien slechts 2% van het institutionele kapitaal naar Private Equity gaat, tegenover bijna 10% in de VS5. Dit biedt aanzienlijke ruimte voor expansie zonder de speculatieve excessen die elders worden waargenomen.
Nu het tijdperk van gemakkelijk geld ten einde loopt, herontdekken internationale beleggers de waarde van grondbeginselen. Dat is precies waar Europa in uitblinkt. Europese private equity hoeft zijn verhaal niet opnieuw uit te vinden; het moet gewoon worden erkend voor wat het is: een markt die is gebaseerd op grondbeginselen en klaar is voor een wereld waarin kapitaal weer kosten met zich meebrengt. In een decennium dat waarschijnlijk gekenmerkt zal worden door selectiviteit en discipline, bevindt Europese private equity zich in een goede positie om het voortouw te nemen.
3ECB-rapport over financiële stabiliteit, november 2025: “Over het geheel genomen zijn de balansen van bedrijven en huishoudens in de eurozone de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd, waarbij de schuldenlast is gedaald tot onder het niveau van vóór de wereldwijde financiële crisis.”
4Bron: Pitchbook derde kwartaal 2025 Rapport over wereldwijde fondsenwerving op de particuliere markt.
5Bron: Preqin, gegevens per maart 2025.
*Aanbevolen minimale beleggingstermijn: Dit deelnemingsrecht/deze klasse is mogelijk niet geschikt voor beleggers die voornemens zijn hun inleg voor afloop van de aanbevolen termijn op te nemen. Deze verwijzing naar een beleggersprofiel is geen beleggingsadvies. Welk bedrag redelijkerwijs in een ICBE kan worden belegd hangt af van uw persoonlijke situatie en moet worden bekeken in relatie tot uw totale portefeuille. **Het profiel kan variëren van 1 tot 7, waarbij categorie 1 overeenkomt met een lager risico en een lager potentieel rendement, en categorie 7 met een hoger risico en een hoger potentieel rendement. De categorieën 4, 5, 6 en 7 impliceren een hoge tot zeer hoge volatiliteit, met grote tot zeer grote prijsschommelingen die op korte termijn tot latente verliezen kunnen leiden. ***De Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) 2019/2088 is een Europese verordening die vermogensbeheerders verplicht hun fondsen te classificeren zoals onder meer: artikel 8 die milieu- en sociale kenmerken bevorderen, artikel 9 die investeringen duurzaam maken met meetbare doelstellingen, of artikel 6 die niet noodzakelijk een duurzaamheidsdoelstelling hebben. Voor meer informatie, bezoek: https://eur-lex.europa.eu/eli/reg/2019/2088/oj?locale=nl.
| Carmignac Private Evergreen | 24.8 | 0.1 |
| Carmignac Private Evergreen | + 2.8 % | - | + 16.4 % |
Bron: Carmignac op 31 okt. 2025.
Het beheer van dit deelnemingsrecht/deze klasse is niet gebaseerd op de indicator. In het verleden behaalde resultaten en waarden bieden geen garantie voor toekomstige resultaten en waarden. De vermelde rendementen zijn netto na aftrek van alle kosten, met uitzondering van eventuele in- en uitstapkosten, en worden verkregen na aftrek van kosten en belastingen die van toepassing zijn op een gemiddelde detailhandelsklant die als natuurlijke persoon woonachtig is in België. Wanneer de valuta afwijkt van uw eigen valuta, bestaat er een valutarisico dat kan resulteren in een waardedaling. De referentievaluta van het fonds/subfonds is de EUR.
Referentie-indicator: N.A.